Nieuw onderzoek stelt de vraag of mensen in coma daadwerkelijk bewusteloos zijn
Uit een nieuw onderzoek blijkt dat ongeveer 1 op de 4 mensen met ernstig hersenletsel die niet lijken te reageren op opdrachten en zich niet bewust zijn van wat er om hen heen gebeurt, in werkelijkheid bij bewustzijn zijn en dezelfde hersenactiviteit vertonen als gezonde mensen. Deze aandoening wordt cognitief-motorische dissociatie genoemd.
De bevinding dat 25 procent van de mensen die niet reageren op verbale communicatie een hoog niveau van cognitieve functies behoudt, zou moeten leiden tot veranderingen in de manier waarop zorgverleners met deze patiënten omgaan, aldus de corresponderende auteur Nicholas Schiff, MD, hoogleraar neurologie en neurowetenschappen aan Weill Cornell Medicine en neuroloog bij NewYork-Presbyterian Weill Cornell Medical Center, beide in New York City.
Dit is een baanbrekend onderzoek naar mensen met dit soort bewustzijnsstoornissen, zegt Daniel Kondziella, MD, PhD, neuroloog bij het Rigshospitalet van het Universitair Ziekenhuis van Kopenhagen en hoofdauteur van de richtlijn van de European Academy of Neurology over de diagnose van coma en bewustzijnsstoornissen.
Het totale aantal mensen dat deze tekenen van bewustzijn en hersenactiviteit vertoonde, ligt zelfs hoger dan eerder werd gedacht. Dit onderstreept het belang van het gebruik van beschikbare hulpmiddelen om patiënten met hersenletsel te evalueren, aldus Dr. Kondziella, die niet bij het onderzoek betrokken was.
1 op de 4 mensen die niet zichtbaar kunnen reageren op spraak, kan mogelijk wel mentaal reageren
De studie begon met onderzoekers die 353 volwassenen met hersenletsel onderzochten, meestal veroorzaakt door ernstig trauma of onderbroken zuurstoftoevoer naar de hersenen na beroertes of hartaanvallen, uit zes verschillende ziekenhuizen in de Verenigde Staten. De meeste deelnemers werden thuis of in langdurige zorginstellingen verzorgd en de mediane tijd vanaf het letsel was ongeveer acht maanden.
Om erachter te komen of mensen op commando’s konden reageren, vroegen onderzoekers elke patiënt herhaaldelijk om een reeks motorische taken uit te voeren (bijvoorbeeld: ‘blijf met je tenen wiebelen’) en ook motorische cognitieve taken, zoals je voorstellen dat je met je tenen wiebelde.
Ze ontdekten dat hoewel sommige mensen konden reageren, 241 mensen niet in staat waren om zichtbaar op de vragen te reageren.
Alle deelnemers ondergingen vervolgens een of beide soorten hersenscans: fMRI (functionele magnetische resonantiebeeldvorming), waarbij de hersenactiviteit wordt gemeten door de zuurstoftoevoer naar de hersencellen te meten, of elektro-encefalografie, waarbij een met elektroden bedekt kapje op de hoofdhuid wordt geplaatst om de hersenactiviteit te meten.
Tijdens de scan werd mensen 15 tot 30 seconden lang verteld om zich voor te stellen dat ze tennis speelden of hun hand openden en dichtdeden. Na een pauze werd deze oefening herhaald voor in totaal zes tot acht rondes.
Onderzoekers ontdekten dat van de 241 patiënten in een coma of vegetatieve toestand die geen zichtbare reacties konden geven op opdrachten aan het bed, een kwart aanhoudende en relevante cognitieve reacties had – in dezelfde hersengebieden die worden geactiveerd in onbeschadigde hersenen.
Een hoger percentage (38 procent) van de 112 patiënten die fysiek konden reageren op de gesproken commando’s, vertoonde ook deze respons. Hoewel je zou verwachten dat dat percentage nog hoger zou moeten zijn, vermoeden auteurs dat dit komt doordat het experiment de lat heel hoog legde voor wat consistente hersenactiviteit inhield.
Hoewel het onderzoek niet was bedoeld om factoren te identificeren die de kans op een reactie vergroten, blijkt uit het onderzoek dat patiënten die hersenactiviteit vertoonden, over het algemeen jonger waren, letsel hadden opgelopen door fysiek trauma en langer met hun hersenletsel leefden, aldus Schiff.
De onderzoekers erkennen dat er een paar beperkingen zijn aan de studie. Niet alle medische centra volgden exact hetzelfde protocol, wat betreft hoe vaak de taken werden herhaald tijdens een sessie en het aantal elektroden dat werd gebruikt in de EEG-sessies.
Bevindingen kunnen de behandeling en uitkomsten voor mensen in coma verbeteren
Volgens de auteurs van het onderzoek roept het feit dat een kwart van de niet-reagerende mensen met cognitief-motorische dissociatie zich mogelijk wel bewust is van de cognitie en hiertoe in staat is, kritische ethische, klinische en wetenschappelijke vragen op.
Om te beginnen zouden nieuwe communicatiesystemen voor deze patiënten, zoals hersen-computerinterfaces, hun kwaliteit van leven kunnen verbeteren en hun kansen op herstel kunnen vergroten, zegt Schiff.
Helaas is de technologie die nodig is om deze bewustzijnsniveaus te detecteren, uiterst complex en op dit moment zijn er slechts een handvol centra ter wereld die deze methoden kunnen toepassen, aldus Kondziella.
Maar onderzoekers bestuderen momenteel eenvoudigere methoden die een groot potentieel hebben om op grotere schaal te worden geïmplementeerd, zegt hij.
Toekomstig onderzoek zal betere manieren moeten vinden om cognitief-motorische dissociatie te detecteren, aangezien eerdere studies suggereren dat patiënten met deze aandoening een grotere kans op herstel hebben dan patiënten die geen cognitieve taken kunnen uitvoeren, zegt Schiff.
“Alleen al de wetenschap dat een patiënt het vermogen heeft om cognitief te reageren, kan een gamechanger zijn als het gaat om beslissingen over levensondersteuning en de mate van betrokkenheid van verzorgers en familieleden”, aldus Schiff.